zaterdag 3 april 2021
om 20:30
Paaswake vanuit de Protestantse Kerk in Silvolde
Voorganger(s): ds. Henriette Nieuwenhuis, ds. Jan Fischer, ds. Theo Menting, ds. Gerjanne van der Velde
Tekst(en): Genesis 1: 1 - 2: 4 / Exodus 14: 15-31 / Ezechiël 37: 1-14 / Marcus 16: 1-8
Ouderling(en): Jos Barink
Organist: Wilco Kleinhesselink
PROTESTANTSE GEMEENTEN
Silvolde, Etten-Terborg-Ulft,
’s Heerenberg-Zeddam, Gendringen-Bontebrug
PAASWAKE - DE AVOND VOOR PASEN
Zaterdag 3 april 2021
vanuit de protestantse kerk in Silvolde
20.30 uur - uitzending via www.kerkdienstgemist.nl
voorgangers: ds. Gerjanne van der Velde, ds. Henriëtte Nieuwenhuis, ds. Jan Fischer, ds. Theo Menting
ouderling: Jos Barink
diakenen: Lucy Terpstra, Willy Freek, Bart Visscher, Bert Veld
organist: Wilco Kleinhesselink
koster: Gerrit Vossers
U kunt de orde van dienst hier downloaden.
Als u deze dan uitprint kunt u de dienst op het hele scherm van uw computer, tablet of telefoon zien.
STILTE
GEBED
Eeuwige en trouwe God,
Gij hebt uw naam gekend en bemind gemaakt
in de mens die Gij roept
om naar uw beeld alles wat adem heeft
in liefde te dienen en te bewaren;
uw hand heeft ons bevrijd
Gij hebt een nieuw begin gemaakt,
ons een weg gebaand door de dood
en nieuwe toekomst gegeven;
wij bidden U:
wees aanwezig in deze nacht
van waken en bidden
en roep ons uit het duister
naar het nieuwe licht.
Herschep ons en bevrijd ons
voer ons binnen in uw vrede
en richt onze ogen op Hem, Jezus de Levende,
die onze leidsman ten leven is geworden.
in deze nacht en tot in eeuwigheid. Amen
HET VERHAAL VAN DE SCHEPPING
Genesis 1: 1 - 2: 4
In den beginne
schiep God hemel en aarde.
Leeg en woest was de aarde.
Duisternis over de afgrond.
Zijn adem was over het water.
God sprak: Er zij licht.
Toen bestond er licht.
God zag dat het goed was.
God maakte een scheiding
tussen duisternis en licht.
Dag noemde God het licht.
Nacht noemde God de duisternis.
Zo werd het avond en morgen,
de eerste dag.
God sprak:
Er zal een gewelf zijn in het midden van het water
om water van water te scheiden.
Zo geschiedde.
God maakte een gewelf als een scheiding tussen het water daarboven en het water beneden.
Hemel noemde God het gewelf.
Zo werd het avond en morgen,
de tweede dag.
God sprak:
Alle water dat onder de hemel is moet samenvloeien naar één plaats, zodat het droge opkomt.
Zo geschiedde.
Het droge noemde God land, het samengevloeide water noemde God zee.
God zag dat het goed was.
God sprak:
Nu zal het land voortbrengen groene planten, zaaddragende gewassen, bomen die vruchten dragen, allerlei soorten.
Zo geschiedde.
Het land bracht groene planten voort, zaaddragende gewassen, bomen die vruchten dragen, allerlei soorten.
God zag dat het goed was.
Zo werd het avond en morgen,
de derde dag.
God sprak:
Er zullen lichten zijn aan het hemelgewelf om dag en nacht te scheiden; zij zullen ook tot teken dienen van getijden, dagen en jaren.
Zo geschiedde.
God maakte de twee grote lichten: het grootste om de dag te behoeden, het kleinste om de nacht te behoeden.
En de sterren.
God gaf ze hun plaats aan het hemelgewelf om licht te geven op aarde, om te behoeden de dag en de nacht, om duisternis te scheiden van licht.
God zag dat het goed was.
Zo werd het avond en morgen,
de vierde dag.
God sprak:
het water zal wemelen van levende wezens, en over de aarde zullen vogels vliegen tot hoog in het hemelgewelf.
God maakte de grote dieren in de zee en al die krioelende levende dingen waarvan het water wemelt.
En allerlei gevleugelde dieren.
Goed zag dat het goed was.
God zegende hen en sprak:
wees vruchtbaar, meer en meer, en maak de zeeën vol -
ook de vogels moeten talrijk worden.
Zo werd het avond en morgen,
de vijfde dag.
God sprak:
Ook de aarde zal allerlei soorten voortbrengen van levende wezens: tamme dieren, kruipende dieren, wilde.
Zo geschiedde.
God maakte ze zoals ze zijn, de tamme dieren, de kruipende dieren, de wilde.
God zag dat het goed was.
God sprak:
nu zullen wij mensen maken
die onze beeltenis dragen en op ons gelijken:
zij zullen behoeden
de vogels van de hemel, de vissen van de zee, alle dieren, en alles wat kruipt op de aarde.
Toen schiep God de mens naar zijn beeld,
tot zijn gelijkenis schiep God hen,
mannelijk vrouwelijk schiep God hen.
God zegende hen, en sprak tot hen:
Je zult vruchtbaar zijn, je zult de aarde volmaken en haar behoeden.
En God sprak:
Alle zaaddragende gewassen overal op aarde
en alle bomen die vruchten dragen vertrouw ik je toe,
ze zijn voor jou, om van te eten.
Zo geschiedde.
God zag dat alles wat Hij gemaakt had
zeer goed was.
Zo werd het avond en morgen,
de zesde dag.
Voltooid waren hemel en aarde, met alles en alles,
voltooid was het werk van God op de zevende dag,
en God rustte uit van zijn werk,
op de zevende dag.
God zegende de zevende dag, en heiligde hem,
omdat Hij toen rustte van al het werk dat hij tot stand had gebracht.
Zo werden hemel en aarde geboren.
Zo werden wij geschapen.
Zo werd het avond en morgen,
deze dag.
ANTWOORDPSALM - LB 8c
HET VERHAAL VAN DE UITTOCHT
Exodus 14: 15-31
God sprak tot de kinderen van Israël:
deze nacht zal voor u het begin van de vrijheid worden.
Laat iedere man voor zijn gezin een lam nemen,
en het in de avonduren slachten.
Dan moet je met het bloed van het lam
de deurposten en de drempel van uw huizen bestrijken.
En in de nacht zul je het vlees eten,
met ongedesemde broden en bittere kruiden erbij.
Zo moet je het eten: uw lendenen omgord, uw schoenen aan de voeten, uw stok in de hand en je moet het eten met grote haast, want deze nacht zal God u voorbijgaan.
Zo deden het de kinderen van Israël.
En in het holst van de nacht werden geslagen
al de eerstgeborenen in het land van Egypte.
En de Farao met zijn hof en heel Egypte vlogen die nacht overeind en er klonk een geschrei door heel het land
zo luid als er nog nooit is geweest en er ook nooit meer zal zijn.
Want ieder huis had zijn dode.
Nog in de nacht ontbood de Farao Mozes en sprak:
Ga weg uit mijn land en ga heen met dat volk van Israël.
Het verblijf van de Israëlieten in Egypte had vierhonderd jaar geduurd.
Het was een nacht van waken voor God.
En daar trok Israël weg, uit het slavenhuis van Egypte.
En God ging voor hen uit.
Overdag in een wolkkolom om hen de weg te wijzen, ’s nachts in een zuil van vuur om hen te verlichten, zodat ze dag en nacht konden gaan.
Maar toen het volk eenmaal was uitgetrokken, sloeg de stemming van de Farao om, en hij dacht:
wat heb ik toch gedaan, dat ik Israël uit mijn dienst heb laten vertrekken?
En hij liet zijn wagen inspannen, riep zijn krijgsvolk op, en begon de kinderen van Israël te achtervolgen.
En hij haalde ze in.
Toen Israël de Egyptenaren achter zich aan zag komen werd het verlamd van schrik.
En ze schreeuwden tegen Mozes:
waren er in Egypte geen graven genoeg, dat je ons hebt meegenomen om te sterven in de woestijn?
Nu sprak God tot Mozes: wat roepen ze tot mij?
beveel de Israëlieten op te breken, steek je staf omhoog, strek je hand uit over de zee en splijt haar in tweeën, zodat de kinderen van Israël droogvoets door de zee kunnen gaan.
Dan zal ik mijn heerlijkheid tonen aan Farao en zijn leger, aan zijn wagens en ruiters.
Dan zullen de Egyptenaren weten
dat Ik jullie God ben.
En Mozes strekte zijn hand uit over het water.
En God wierp de zee terug door een sterke oostenwind, die de hele nacht bleef waaien.
En de kinderen Israëls trokken droogvoets midden door de zee, omdat het water aan hun rechter- en linkerzij bleef staan als een muur.
De Egyptenaren joegen hen na, en alle paarden van Farao, met zijn wagens en ruiters trokken achter hen aan tot midden in de zee.
Maar vroeg in de morgen bracht God het leger van de Egyptenaren in verwarring, liet de raderen van hun wagens aflopen, en vertraagde hun gang.
En de Egyptenaren riepen:
laat ons vluchten voor de kinderen van Israël, want God strijdt voor hen tegen Egypte.
Nu sprak God tot Mozes:
strek je hand uit over de zee, dan golven de wateren terug.
En Mozes strekte zijn hand uit over de zee, en in het morgenuur golfde de zee naar haar oude plaats terug.
En het water overspoelde al de wagens en ruiters van Farao -
niet één bleef over.
ANTWOORDPSALM - LB 136: 1, 2, 5, 6, 7, 13
HET VISIOEN VAN EZECHIEL
Ezechiël 37: 1-14
Zijn hand raakte mij aan,
zijn geest voerde mij weg
tot midden in de doodsvallei -
die lag vol beenderen en botten.
Hij vroeg mij: Mensenkind,
zullen deze beenderen en botten
ooit weer levend worden?
Ik antwoordde: Dat weet Gij.
Hij sprak:
Roep tot deze beenderen, en zeg:
verdorde beenderen en botten,
luister naar het woord
van Hem die is en was en die zal zijn,
Hij zegt:
Ik ga een geest in U brengen
opdat gij weer levend wordt,
Ik zal spieren op u leggen
en vlees laten groeien over u.
Ik zal over u een huid heentrekken
en levensadem in u blazen,
opdat gij weer levend wordt,
en gij zult weten
dat Ik ben voor u.
En terwijl ik deed zoals mij gezegd was,
hoorde ik een geluid, want de beenderen bewogen zich naar elkaar toe, en er kwamen spieren op, en vlees, en er trok een huid overheen.
Maar nog waren ze dood.
Toen sprak Hij tot mij:
Roep om de geest, en zeg:
zo spreekt Hij die is en was en die zal zijn:
Kom, geest, van de vier windstreken, en blaas in deze doden opdat zij tot leven komen.
Ik deed zoals mij gezegd was.
En de geest kwam in de beenderen en botten
en zij kwamen tot leven en gingen rechtop staan -
een menigte die niemand tellen kan.
Toen sprak Hij tot mij:
Mensenkind,
deze botten zijn mijn volk,
zij zuchten:
‘verdord zijn wij en dood, en vervlogen is onze hoop.’
Nu moet gij spreken tot hen:
Zo spreekt Hij die is en was en die zal zijn:
Ik zal uw graven openen, en u opwekken uit uw graven, o mijn volk, en u terugvoeren naar uw geboortegrond.
En als Ik uw graven geopend heb, en u heb opgewekt uit uw graven, o mijn volk, dan stort Ik u mijn levensadem in,
en gij zult weten dat Ik ben voor u.
ANTWOORDLIED - LB 610
de Paaskaars wordt gereed gemaakt:
Christus, gisteren en heden,
Begin en Einde
Alfa en Omega,
Hem behoren tijd en eeuwigheid,
heerlijkheid en heerschappij,
in de eeuwen der eeuwen. Amen.
De nacht is voorbijgegaan,
de morgen breekt aan:
de zon der gerechtigheid
gaat over ons op.
Amen.
HET NIEUWE LICHT
INTOCHTSLIED - LB 600
Aan de Paaskaars worden de Paaskaarsen van de andere Klavertje 4 gemeenten ontstoken. Het licht wordt rondgedeeld.
DE LOFZANG OP HET LICHT
Wij dànken en aanbídden U,
wij bezingen de lòf van uw heilige Náam
en van uw eniggeboren Zoon Jezus Chrístus,
die het Licht der wereld, - de weg naar vréde is.
In deze nacht voert Gij Israël uit Egypte,
trekt uw volk dròogvoets door de Rode Zée.
In deze nàcht verdrijft het licht de dúisternis
heeft Christus de boeien van de dood verbróken
en is uit het dodenrijk ópgestaan.
O waarlijk, heilige Nacht,
de enige die tìjd en uur mocht kénnen
waarop Chrìstus uit de doden verrées.
Dit is de nacht waarvan geschreven staat:
voor U is het donker niet dúister
de nacht zo licht als de dág.
In deze nacht verjàagt Gij onze zónden
en vergèeft Gij onze schúlden
gevallenen richt Gij op, - bedroefden verblíjdt Gij,
Gij verdrijft de haat en geeft ons vréde.
Zo bidden wij:
moge deze kaars, gewijd tot èer van uw Náam,
blijven branden om de dùisternis van deze nacht te verdrijven;
moge dit licht de Morgenster begroeten,
de Morgenster die nooit verbléken zal,
die uit het dodenrijk verrezen -
stralend over ons is ópgegaan.
Zo bidden wij:
laat heel de wereld delen in de vrèugde van Pásen,
leid ons en beschèrm ons
en neem ons voor altijd onder uw hóede.
Door Jezus Messias, die samen met U, o Vader,
in eenheid met de Geest, de Tróoster,
leeft en regeert in alle éeuwigheid. AMEN!
HET ALLELUIA WORDT AANGEHEVEN
DE KLOKKEN WORDEN GELUID
HET VERHAAL VAN DE OPSTANDING
Marcus 16: 1-8
Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria uit Magdala en Maria de moeder van Jakobus, en Salome geurige olie om hem te balsemen.
Op de eerste dag van de week gingen ze heel vroeg in de ochtend, vlak na zonsopgang, naar het graf.
Ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie zal voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen?’
Maar toen ze opkeken, zagen ze dat de steen al was weggerold; het was een heel grote steen. Toen ze het graf binnengingen, zagen ze rechts een in het wit geklede jongeman zitten. Ze schrokken vreselijk.
Maar hij zei tegen hen: ‘Wees niet bang. U zoekt Jezus, de man uit Nazaret die gekruisigd is. Hij is opgewekt uit de dood, hij is niet hier; kijk, dat is de plaats waar hij was neergelegd. Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: ‘Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd.’
Ze gingen naar buiten en vluchten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden.
OPNIEUW KLINKT HET ALLELUIA
HET WATER WORDT IN DE DOOPVONT GEGOTEN
GEBED BIJ HET WATER
Gij die in het begin
licht hebt geroepen
over het water van de chaos,
Gij die Noach gered hebt
uit het water van de vloed,
en die uw volk
door het water van de dode zee
naar de vrijheid hebt gevoerd,
Gij die uw naam
hebt uitgeroepen over Jezus
toen Hij zich liet dopen
in het water van de Jordaan,
en Hem uit het water van de dood
tot nieuw leven hebt gewekt
op de derde dag:
zegen dit water met uw levensadem
opdat wij
vervuld mogen worden van uw levenskracht
en leven in het licht van uw nabijheid
vandaag en tot in eeuwigheid. Amen
GELOOFSBELIJDENIS (Henriëtte)
- gemeente gaat staan -
V. Belijden wij dan, in deze nacht,
met de kerk van alle tijden en plaatsen:
Ik geloof in de levende God
Vader van onze Heer Jezus Christus
onze God, onze Vader almachtig.
A. Alle dingen heeft Hij geschapen
in zijn enige geliefde Zoon,
beeld en gelijkenis van zijn heerlijkheid
V. Jezus, licht van het eeuwige licht,
woord van God, getrouw en waarachtig,
Jezus, onze genade en waarheid.
A. Om deze wereld van dienst te zijn,
om ons menselijk lot te delen
is Hij vlees van ons vlees geworden.
V. Uit de wil van de heilige Geest
en uit de maagd Maria geboren
is Hij een mens geworden als wij.
A. Om onze zonden werd Hij gebroken,
ja, gehoorzaam ten dode toe
heeft Hij zich op het kruis gegeven.
V. Daarom heeft Hij de naam ontvangen:
eerstgeborene uit de doden,
Zoon van God en Heer van allen.
A. Hij zal komen, God weet wanneer,
om recht te doden aan levenden
en doden.
Hij is de mens op wie ik gelijken zal.
V. Ik geloof in de kracht van de Geest,
in de liefde van Vader en Zoon,
in het verbond van God met de mensen,
A. In de kerk, het lichaam des Heren,
samengeroepen en uitgezonden
om te doen wat Hij heeft gedaan:
V. om te dienen en te verlichten
om te dragen de zonden der wereld
en te stichten vrede op aarde.
A. Ik geloof dat wij zullen verrijzen
met een nieuw en onsterfelijk lichaam,
want Hij is een God van levenden.
Amen. Kom, Heer Jezus, kom!
- gemeente gaat zitten -
- de kleine kaarsjes worden gedoofd -
GEBEDEN
Laten we bidden.
Gij die ons in dit leven hebt geroepen,
doe ons toebehoren aan elkaar.
Dat wij naar wegen zoeken
om elkaar van dienst te zijn.
Bescherm ons tegen onszelf.
Dat de dood niet meer zal zijn,
geen geweld, geen terreur,
geen kampen, geen vernietiging.
U bent toch een God van levenden,
verlicht dan ons verstand
en doe ons omkeren naar U.
Geef ons toewijdingskracht en trouw,
dat wij liefde doen,
leven tegen de dood in,
vrede stichten waar mogelijk.
Ontsteek in onze hoofden nieuw licht
in onze harten uw waakvlam,
in onze ogen nieuw inzicht -
Gij die ons niet ten kwade gemaakt hebt
maar om elkaar te doen leven.
Zie naar ons om
en gedenk uw mens,
die Gij hebt geschapen,
bevrijd,
tot leven geroepen:
naam voor naam.
Zie om naar allen die ziek zijn
ten dode toe,
naar allen die wanhopig sterven
naar allen die door geen mensenogen
meer worden gezien.
Gij die in deze wereld
zo machtig zijt als mensen goed zijn,
doe ons beseffen
het grondeloos onrecht van armoe en honger.
In naam van hem die arm en verworpen was,
Jezus, de Levende,
doe ons uitzien naar een nieuwe morgen
een wereld in recht en vrede.
God van levenden, vervul uw Naam aan ons,
aan uw gemeente waar ook ter wereld.
Strek uw hand uit tot waar wij nog dood zijn.
Maak, nog vandaag, met ons een nieuw begin.
En hoor ons in de stille ruimte van ons hart.
STIL GEBED
ONZE VADER
Zo bidden wij U:
Onze Vader die in de hemel zijt
uw naam worde geheiligd
uw koninkrijk kome
uw wil geschiede
gelijk in de hemel alzo op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden
gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van de boze.
Want van U is het koninkrijk
en de kracht en de heerlijkheid
tot in eeuwigheid. Amen.
SLOTLIED - LB 634
ZENDING EN ZEGEN
De Levende zegene en behoede ons.
De Levende doe zijn Aangezicht over ons lichten
en zij ons genadig.
De Levende verheffe zijn Aangezicht over ons
en geve ons vrede. Amen.
ORGELSPEL
|